‘Een waar sieraad’ van 50.000 gulden
Wie vanuit Stad over de Hereweg naar Haren fietst, passeert de Zuiderbegraafplaats. Vanaf het fietspad kijk je op de dodenakker, en één graf springt direct in het oog. Vrij dicht bij de ingang staat een zuil van negen meter hoog, met daaraan vast een uitbouw van ongeveer een meter hoog en tweeëneenhalve meter lang. Het bouwwerk, dat er goed onderhouden uitziet, wordt afgeschermd door een iets minder goed onderhouden hek. Dit is het familiegraf van de Scholtens.
Volgens de plaquettes liggen hier familieleden uit vier generaties. Het eerste overlijden dat op een plaquette wordt gememoreerd dateert uit 1849. Het gaat om Jantje Scholten, het jong gestorven dochtertje van Willem Albert en Klaassien Scholten. Of zij en haar ook in het eerste levensjaar overleden broertje Albert Willem ook echt in het familiegraf liggen is niet duidelijk. In het verslag van de uitvaart van Willem Albert in 1892 wordt namelijk beschreven hoe hij de eerste is die in het graf wordt bijgezet. In ieder geval is er in 1966 voor het laatst een familielid bijgezet: Johan Berend Scholten, de stichter van wat nu het Scholten-Kamminga fonds is. Met de bouw van het familiegraf werd in 1882 begonnen, en drie jaar later was het klaar. Negen meter hoog dus, van roze en grijs marmer. In deze tombe zit een deurtje dat naar de grafkelder leidt, waar in ieder geval twaalf familieleden begraven liggen. Volgens krantenberichten uit 1885 was er plek voor vijfentwintig mensen. In 1992 werd het monument met financiële steun van het Scholten-Kammingafonds gerestaureerd, en in 1995 werd het een Rijksmonument.
Het enorme bouwwerk valt nogal uit de toon op de verder vrij sobere Zuiderbegraafplaats. Sommige tijdgenoten van Willem Albert vonden dat ook. Pieter Jelles Troelstra, de latere socialistische voorman maar ook een niet onverdienstelijk dichter, schreef er zelfs een paar flink kritische regels over. De Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant merkte kattig op: ‘De bekende industrieel W.A. Scholten schijnt met zijn geld geen weg te weten. Hij besteedt nu f50.000 voor een grafkelder.’[1] Dat bedrag is omgerekend naar 21e-eeuwse euro’s een slordige 5 ton.
Het monument is niet alleen in omvang, materiaal en kosten onbescheiden – ook van de zakelijke prestaties van Willem Albert wordt in woord en beeld verslag gedaan. Op de vier zijdes van de tombe staan de verschillende landen genoemd waar Scholten fabrieken had gesticht, en op plaquettes zien we de verschillende bedrijfstakken waar hij zijn geld in had verdiend. Ook de onderscheidingen die Willem Albert en zoon Jan Evert ontvingen zijn van het monument af te lezen.
Wat kan een historicus nu met zo’n monument? Het is geen klassieke papieren bron in een net geordend archief, en het is ook geen kant en klaarverhaal met een kop en een staart. Toch is het daarmee niet minder waard dan andere bronnen: het is juist een heel mooi heuristisch middel waar je hele diverse vragen aan kunt stellen, die je dan weer met behulp van andere bronnen kan beantwoorden. Het monument zegt iets over hoe Willem Albert zichzelf zag, en de dynastieke visie die hij had – als je niet verwacht dat je familie jouw grootste prestaties voortzet is een familiegraf een beetje overbodig. De plaquettes vertellen verdrietige verhalen van jong gestorven kinderen – die van Willem Albert en Klaassien die ik net al noemde, maar ook het verhaal van hun achterkleinzoon Willem Albert, die slechts 26 jaar oud mocht worden. Zijn vrouw overleed slechts vier jaar na hem. Krantenartikelen en een gedicht als dat van Troelstra vertellen iets over de publieke opinie over de Scholtens. Op deze en meer manieren kan een stuk steen dat al bijna 150 jaar op dezelfde plek staat een prachtig aanknopingspunt zijn voor historisch onderzoek.
[1] Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant, 18-08-1882, p.6
Leave a Reply