Ach, het archief…

Het is voor een geschiedenisstudent anno 2021 goed mogelijk om zijn of haar hele studie te doorlopen zonder ooit ook maar één archief bezocht te hebben. Delpher is een goudmijn – collega-promovendus Dirk Alkemade ontwierp zelfs t-shirts met de opdruk Delpher & chill – en steeds meer archieven maken grote delen van hun collectie online doorzoekbaar. Een combinatie van steeds geavanceerdere technologie en publieksparticipatie in de vorm van Vele Handen (waar sinds het begin van dit jaar 20.000 mensen actief zijn) versnellen deze ontwikkelingen in rap tempo.

 

              Over deze tendens zijn al talloze opiniestukken verschenen, en de meningen lijken overwegend positief. Nu de archieven alweer enkele maanden gesloten zijn, net zoals ze dat aan het begin van de coronacrisis waren, wordt de meerwaarde van deze enorme digitaliseringsslag nog groter. Ook ik ben dankbaar dat Delpher en Wiewaswie bestaan, zodat ik toch een deel van mijn onderzoek kan doen. Maar wat mis ik het archief. De vrolijke receptioniste, de altijd toch wat norse medewerkers die er (terecht) op toezien dat je netjes met het materiaal omgaat, de geur van oud papier en het allerbelangrijkste: het grasduinen. Hoewel je in geen enkel archief zelf dozen en mappen uit de kast mag trekken, is het toch altijd weer een verrassing wat er in een doos zit. Inventarissen kloppen niet altijd of zijn soms wel erg globaal in hun beschrijvingen, en in mijn geval wordt het Scholtenarchief opnieuw geïnventariseerd, waardoor er twee inventarislijsten zijn die naast elkaar worden gebruikt (ja, dat is onhandig).

              Die niet altijd accurate inventarissen herinneren de onderzoeker eraan dat archieven ooit door iemand ingedeeld zijn – in de meeste gevallen niet door de archiefvormer zelf, maar door een medewerker van een archiefinstantie. Die heeft bepaalde keuzes gemaakt op basis van wat op dat moment als een goede indeling werd gezien voor het desbetreffende archief, maar nam daarin ook zijn eigen ideeën mee. Archivarissen zijn geen historici: ze kijken met een andere blik naar wat er wel en niet bewaard moet worden. Ook als er sprake is van archiefmateriaal buiten een archiefinstelling zijn er keuzes gemaakt in wat wel en niet bewaard is en hoe het materiaal zich tot elkaar verhoudt. Samengevat: een archief is niet neutraal. Dit gegeven betekent natuurlijk niet dat we archieven niet meer kunnen gebruiken. We moeten ons als onderzoekers alleen heel erg bewust zijn van het feit dat bepaalde archiefstukken wellicht verstopt zitten in het archief door de wijze waarop ze geïnventariseerd zijn.

              Als alle archieven uiteindelijk volledig doorzoekbaar zijn dankzij HTR en OCR-techniek wordt een deel van dit probleem op een bepaalde manier opgelost: met bepaalde zoektermen tover je alle relevante archiefstukken zo uit de hoge hoed. Toch moeten we ook hier kritisch blijven: digitale technieken zijn óók door mensen gemaakt en kunnen een bias hebben. Daarnaast wordt de mogelijkheid tot toevallige ontdekkingen veel kleiner – je zal minder snel een archiefstuk tegenkomen dat je niet echt nodig dacht te hebben, maar dat wel interessante informatie bevat. Tot slot blijft het archief een wonderlijk mini-universum, met eigen regels, karakters en gore automaatkoffie, en dat is het bewaren waard.

You Might Also Like

Leave a Reply

Back to top