Wie vanuit Stad over de Hereweg naar Haren fietst, passeert de Zuiderbegraafplaats. Vanaf het fietspad kijk je op de dodenakker, en één graf springt direct in het oog. Vrij dicht bij de ingang staat een zuil van negen meter hoog, met daaraan vast een uitbouw van ongeveer een meter hoog en tweeëneenhalve meter lang. Het bouwwerk, dat er goed onderhouden uitziet, wordt afgeschermd door een iets minder goed onderhouden hek. Dit is het familiegraf van de Scholtens.
‘At every step, biography is wonderful and terrible’ schrijft Paula Backscheider in haar Reflections on Biography(1999). Hoewel ik nog maar vier maanden onderweg ben als biograaf (en mezelf eigenlijk ook helemaal niet zo durf te noemen) onderschrijf ik dit statement. Het is fantastisch om helemaal in een familie te duiken, om de illusie te hebben dat je nieuwe individuen stukje bij beetje leert kennen. Op basis van de secundaire literatuur maak je een omtrek van hun leven, die je via het bronnenmateriaal langzaam inkleurt. Sommige figuren – meestal vrouwen – komen in de secundaire literatuur helemaal niet voor en dus heb je als biograaf de eervolle taak om ze aan de vergetelheid te onttrekken.
In de zomer van 2020 was ik bezig met het afronden van mijn masterscriptie voor de Research Master History – Politics, Culture and National Identities aan de Universiteit Leiden. Het einde van mijn studietijd naderde, en hoewel ik het schrijven van de scriptie op mijn kamertje van 10m2 op een gegeven moment wel zat was keek ik niet ontzettend uit naar het moment waarop ik aan de banenmarkt overgeleverd zou worden. Als student geschiedenis ben je sowieso the butt of the joke als het over werk vinden gaat, en de coronacrisis had dat alleen maar erger gemaakt.